In de buurt van ‘den Dam’ en het schijnpoort in Antwerpen is waar we vandaag onze ronde hebben gedaan. Deze contreien zijn betrekkelijk goor. Ze doen ons zelfs een beetje terugdenken aan de dagen toen we door Borger’hood’ trokken: vele huizen staan er verloederd bij en verschillenden zijn zelfs aan het verkrotten, de gevels bedekt met een laag vuilzwarte stoffigheid, niet weinige straten zijn besmeurd met hondenkak en andere vuiligheid en worden door sommige plaatselijke inwoners als stortplaats gebruikt. Aan een van de deuren waar ik aanbelde zag ik een poster met daarop ‘Wij poetsen mee! ’ hangen. Wel meneer of mevrouw, we willen uw hoop niet aan dingelen slaan, maar het ziet er naar uit dat u voorlopig alleen poetst.
Al die vuiligheid shockeerde ons echter nog niet zozeer. We kregen het pas écht moeilijk wanneer we door straten als de ‘Slachthuislaan’ en de ‘Slachterijstraat’ kwamen. Op verschillende momenten konden we door openstaande garagepoorten glimpen opvangen van lugubere karkassen die inert aan vleeshaken hingen en van mannen met bloederige schorten die gewapend met vlijmscherpe werktuigen op wansmakelijk ogende vleesklompen inhakten.
Hier en daar liep er een onwelriekend sliertje bloed uit de poorten dat zich tot een donkerrode plas in de goot verzamelde. Een beetje verder kwamen we voorbij enkele slagers, dan een winkel waar ze messen, zagen en andere vleessnij-tuigen verkopen, vervolgens een kledingswinkel waar ze schorten en slachtkledij verkopen, en tenslotte enkele restaurants waar de uithangende menukaart allerhande vleesgerechten aanbood.
“Da’s de eerste keer dat ik alle aspecten van een industrietak zo dicht op elkaar zie gepakt.” Zei mijn kompaan Bachir verwonderd. “Dit moet de grootste centrum van slacht- en beenhouwactiviteiten in heel Antwerpen zijn. Ik heb tijdens de inforeis nergens anders zoveel slachtgerelateerde winkels en bedrijven samen gezien.”
“Het kan ni al te aangenaam zijn om hier te wonen,” Observeerde ik. “Als ge ’s morgens buiten komt en ge stapt met uwe voet in zo’n gore plas stinkend bloed… er zijn aangenamer manieren om uwen dag te beginnen.” Tot onze opluchting waren het maar enkele straten die bloedbadkarakteristieken hadden en lieten we al snel het bloederige tafereel achter ons. We vinden het niet echt aangenaam om tussen de bloedplassen te moeten manoeuvreren. Een beetje later hebben we iemand ontmoet die mogelijk ook juist langs het slachthuis was geweest en daar zijn oren had verloren aan een overijverige beenhouwer.
Nadat mijn kompaan bij de deur had aangebeld kwam er een heel oud vrouwtje van het eerste verdiep uit het raam hangen. Hij begon de uitleg te geven maar werd halfweg onderbroken toen de vrouw ‘wacht efkes!’ riep en terug naar binnen verdween. Even later bleek dat ze haar man was gaan halen om in haar plaats het gesprek te voeren, want nu was het een oude vent die uit hetzelfde raam kwam hangen
“Veur waddist?” riep hij met een fragiel stemmetje. Mijn kompaan deed nog een poging.
Bachir: “Het is om u even persoonlijk op de hoogte te br…”
Man: ”Watte?!”
Bachir: “Het is om u even persoonlijk op de h…”
Man: “Wa zegde?!”
Bachir: “Het is om u even…”
Man: “Ik verstoan ni wa ge zegt ze manneke!”
Op dat moment gaf mijn kompaan de strijd op en zei hij dat hij de flyer wel gewoon in de brievenbus zou steken. Hij hield het papiertje demonstratief de hoogte in en wees vervolgens expliciet naar de brievenbus in de voordeur. Dat had de man precies wel begrepen, want hij knikte joviaal en deed de venster dicht. Met een geërgerde frons op zijn wenkbrauwen keek hij mij aan terwijl hij naar het volgende huis stapte.
“Waarom is die haare vent nu gaan halen? Die kerel was potdoof!” zei hij met beschuldigende toon in zijn stem.
“Ze was misschien van de overtuiging dat haar man toch een geschiktere persoon was dan zijzelf om de conversatie te voeren?”
“Hoewel hij even doof is als een bejaarde van honderd en tien die een door de geluidsmuur vliegende straaljager op zijn dak heeft gekregen juist op het moment dat hij zijn nieuwe stethoscoop aan het testen was?” Hij keek me bedenkelijk aan.
“Ge moet dus ni vragen in wa voor toestand da menske zichzelf bevond.” We hadden het haar eigenlijk moeten vragen. Dergelijke intrigerende vraagstukken verdienen een antwoord. Maar zelfs al hadden we het gevraagd, ze had de vraag waarschijnlijk toch niet gehoord.
Het dagboek is gebaseerd op waar gebeurde feiten. Verwijzingen naar en beschrijvingen van personen komen meestal overeen met de werkelijkheid, maar worden soms overdreven en in het belachelijke getrokken. Het is in geen geval de bedoeling bepaalde personen te beledigen, het is enkel en alleen de bedoeling entertainende literatuur aan te bieden.