Deze voormiddag kreeg ik al meteen een verwijt naar mijn hoofd gesmeten. Ik belde aan bij een huis en een man kwam uit het raam op de eerste verdieping hangen. Toen ik mijn zin probeerde te zeggen onderbrak hij mij:
‘Ik zen wel ziek en ik heb de griep éé!’ riep hij geïrriteerd en sloeg de vensterraam dicht. Een beetje aangedaan van zijn onvriendelijke reactie stopte ik een flyer in zijn brievenbus en ging ik verder.
‘Wa heeft hij gezegd?’ vroeg mijn kompaan Bachir die de man had horen roepen.
‘Hij zei dat hij ziek was en de griep had, en toen sloeg hij geïrriteerd zijn raam dicht.’
‘Waarom?’ vroeg mijn kompaan met een frons.
‘Waarschijnlijk omdat ik, op het moment dat ik aanbelde, er geen rekening mee had gehouden dat hij ziek was en de griep had.’ De frons op zijn gezicht kreeg iets komisch.
‘Fucking hell gast!’ reclameerde hij ineens met een serieuze scheut sarcasme. ‘Die vent is ziek, én hij heeft de griep, en met die twee dinges edde gij totaal geen rekening gehouden toen ge aanbelde! Wa vor ne onverschillige zak zedde gij nu toch eigenlijk?’
‘Maar gast, kan ik toch ni rieken dat hij ziek is? Het zou nogal oneerlijk zijn om mij daarvoor verantwoordelijk te houden hé. Er zijn dinges die ge gewoon ni kunt voorzien. Zoal die keer dat ik ergens aanbelde en er plots iemand van achter het venster als een maniak begon te hoesten. Ik heb mij toen ook de vraag gesteld of die persoon zich op dat moment verslikt had omdat ik de deurbel deed rinkelen. Wat als die persoon in zijn hoestbui stikt en ter plaatse doodvalt? Nu is da gelukkig ni gebeurd, maar stel dat zoiets wél gebeurt, ben ik dan verantwoordelijk? Heb ik op dat moment dan een moord gepleegd?’
‘Ni direct, maar ik zou u toch zeker medeplichtig noemen.’ spotte mijn kompaan.
‘Ge zijt lulkoek aan het verkopen kerel. En die keer dat die jongen keihard op zijn bakkes is gevallen omdat hij op het voetpad aan het sprinten was en u voorbijliep? Hij trapte met zijn linkervoet per ongeluk in de voering van uwe jas, omdat het op dat moment door een windvlaag wat opzij wapperde. Da’s ook iets waar gij niks aan kon doen, maar volgens u redenering waart gij toen ook verantwoordelijk.’
‘Oké ik geef toe da mijne jas zich wat beter had moeten gedragen, maar da’s nog bijlange ni zo erg als oude zieke menskes uit hun bed bellen, en de mensen bijna doen stikken door ze de schrik op het lijf te jagen, allemaal gewoon omda gij persé uw flyerke persoonlijk wilt afgeven!’ De doodserieuze manier waarop hij mij van de meest absurde kwaadaardigheden aan het beschuldigen was gaf heel het gesprek iets surrealistisch. Ik schoot in de lach en mijn kompaan kon zich ook niet meer serieus houden. Het is toch straf in welke mate wij dagelijks tegen elkaar lopen te zeveren om de slepende routine te doden, dacht ik bij mezelf. Op dat moment kwamen we voorbij een vensterbank waarop een schaal met thee en koekjes stond klaargezet.
‘Kijk, de mensen hier verwachten ons!’ grapte ik. ‘Toch bijzonder vriendelijk hé? Dat noem ik nu eens verantwoordelijkheidszin!’
Natuurlijk stonden die thee en koekjes daar niet voor ons. Er waren werken bezig in de straat, en dit gezin had de versnaperingen op de vensterbank gezet voor de mannen die aan de weg aan het werken waren. Zoiets had ik nog nooit zien doen… we vinden het dan ook bijzonder attent en vriendelijk van die mensen om dat te doen.
Het dagboek is gebaseerd op waar gebeurde feiten. Verwijzingen naar en beschrijvingen van personen komen meestal overeen met de werkelijkheid, maar worden soms overdreven en in het belachelijke getrokken. Het is in geen geval de bedoeling bepaalde personen te beledigen, het is enkel en alleen de bedoeling entertainende literatuur aan te bieden.