Wat een rotweer. Toen ik gisterenavond in mijn bed kroop was het buiten aan het gieten. En toen ik vanmorgen wakker werd hoorde ik nog steeds het onophoudelijke gekletter van regendruppels tegen het venster. Had het heel de nacht geregend? Daar leek het toch op. In ieder geval heeft het vandaag heel de dag geregend. Héél de godganse dag. Om zot van te worden.
‘Ik vind dees eigenlijk ni zo plezant.’ zei mijn kompaan Bachir lethargisch terwijl het water van zijn neus droop, zwarte haren kleefden doorweekt tegen zijn gezicht.
‘Is’t waar? Ik ben anders in serieuze feeststemming aan’t komen ondertussen.’ zei ik met een onwaarschijnlijke dosis sarcasme. Ik was zwaar aan het afzien. Ik heb zo’n dik pak kleren aan dat ge het u niet voor mogelijk houdt, en toch slaag ik er nog in om kou te lijden. Het ergste is dat ik enkele dagen geleden ziek ben geworden, een griepke denk ik, en dat ik nog altijd een beetje koorts heb. Ik had gehoopt om vóór de start van de nieuwe week genezen te zijn, maar ik heb dus schoon op mijn kin kunnen kloppen.
‘Ik ben aan het afkoelen gast, en het is absoluut ni goe om af te koelen terwijl ge aan het genezen zijt.’
‘En het is absoluut ni goe om een miet te zijn terwijl ge aan een inforeis bezig zijt.’ zei mijn kompaan spottend. Elke kans die hij krijgt om mij een ‘miet’ te noemen grijpt hij met beide handen. Het geeft hem een bezigheid en doet hem de kou even vergeten.
‘Met een kapsel als dat zou ik maar niet al te veel praat hebben over mieten.’ zei ik terwijl ik uitdrukkelijk naar zijn slap neerhangende haarlokken keek. Wat er daar op uwe kop plakt is nog erger dan dat van die kerel bij wie ge vorige week aan de deur zijt geweest.
‘Kom kom, ni overdrijven hé.’ zei hij alsof hij gekwetst was. Met goede reden, want met zoiets goors als wat die vent van vorige week over zijn kruin had hangen wilt ge echt niet geassocieerd worden. Toen mijn kompaan van het gesprek met die man terugkwam had hij een bezorgde blik op zijn gezicht.
‘Die kerel van daarjuist had een pruik op, maar die was echt zo slecht gemaakt dat het echt keihard opviel dat hij een pruik op had. Hij had ze waarschijnlijk zelf gemaakt.’ zei hij toen, met een eigenaardige dosis afkeer in zijn stem.
‘Het was dus eigenlijk een nep pruik die hij droeg?’ vroeg ik, toch wel lichtjes geïnteresseerd.
‘Inderdaad, als hij ze zelf heeft gemaakt, bijvoorbeeld van vogelnestjes (of eerder gedroogde paardenstront in dit geval), dan is het geen echte hé. Een neppruik dus.’
‘Da’s eigenlijk wel iets interessants om eens bij stil te staan,’ mijmerde ik. ‘Want op zich is een pruik normaal gesproken al ‘nep’: het is nephaar. Maar dit was geen pruik, dit was een neppruik. Met andere woorden: iets dat een pruik moet voorstellen, een imitatie van een imitatie.
‘Ja oké, maar hoeveel ge er ook over filosofeert, het punt is da het gewoonweg goor was, van wat het ook de imitatie van een imitatie was.’
Het is dus ergens wel begrijpelijk dat mijn kompaan vandaag zo geshockeerd was toen ik zijn kapsel vergeleek met dat afzichtelijke ding op die man zijn hoofd. En ondanks dat hij mij verscheidene malen de titel miet heeft toebedeeld had hij toch begrip voor mijn zieke toestand. We zijn vandaag dan maar vroeger gestopt om te voorkomen dat ik onderkoeld zou raken en nog zieker zou worden. Als gevolg daarvan hebben we volgende straten niet volledig kunnen afwerken:
Gedeelte van Rik Woutersstraat (Antwerpen)
Gedeelte van Jules De Bruyckerstraat (Antwerpen)
Gedeelte van Rik Schaefelsstraat (Antwerpen) Gedeelte van Alois De Laetstraat (Antwerpen)
Gedeelte van Piet Verhaertstraat (Antwerpen)
Gedeelte van Zaanstraat (Antwerpen)
Onze excuses daarvoor. Deze miet gaat nu een warme thee met honing drinken en vroeg onder de lakens kruipen. Tot morgen!
Het dagboek is gebaseerd op waar gebeurde feiten. Verwijzingen naar en beschrijvingen van personen komen meestal overeen met de werkelijkheid, maar worden soms overdreven en in het belachelijke getrokken. Het is in geen geval de bedoeling bepaalde personen te beledigen, het is enkel en alleen de bedoeling entertainende literatuur aan te bieden.