Aan het begin van de dag kwamen we in een brede straat met een klein pleintje in het midden waar een aantal parkeerplaatsen waren aangelegd. Het viel ons na enkele huizen op dat tegen bijna elke venster een papier plakte waarop in grote letters ‘GEEN glascontainer op het pleintje!’ stond te lezen. Toen we het pleintje wat aandachtiger bekeken zagen we inderdaad een glascontainer in het midden staan.
“Wat hebben die mensen nu tegen die glascontainer?” vroeg ik me luidop af.
“Het feit dat het veel lawaai maakt wanneer ze die komen leeg maken.” besloot mijn kompaan Bachir. “Want ze heffen heel dat spul op met een kraan en laten de bodem dan openklappen boven een container, waardoor al dat glas met een immens kabaal naar beneden komt donderen.”
“Dat kan toch niet de enige reden zijn? Laten we het vragen aan de volgende persoon die de deur open doet.”
Dat was een vrouw bij wie mijn kompaan had aangebeld. Ze legde hem uit dat de glascontainer in het midden van de parking staat en zo twee parkeerplaatsen inneemt. Ook dat er regelmatig gebroken glas rond het ding ligt met als gevolg dat de auto’s daar hun banden op kapot rijden.
“En wanneer ze hem komen ledigen maakt dat een hels lawaai. Zeker wanneer ze dat om zes uur ’s morgens doen, zoals vandaag het geval was. En dat allemaal terwijl er hier achter de hoek ook al een glascontainer staat en deze dus overbodig is!” vertelde ze. Ze ging verder met te zeggen dat bijna alle bewoners van de straat er zo over denken en dat ze een boycot tegen de glascontainer hebben afgekondigd om de overheid duidelijk te maken dat het ding niet gewenst is.
“Een boycot tegen een glascontainer?” vroeg ik achteraf aan mijn kompaan. “En hoe boycot ge een glascontainer?”
“Haha! Door er geen glas in te gooien!”
Ja, als er geen glas in zit zal het inderdaad ook niet veel geluid maken wanneer ze die komen leeg maken. En inderdaad, een beetje verder in dezelfde straat had iemand aan zijn brievenbus een bericht hangen dat alle bewoners aanspoorde de glascontainer te boycotten.
“Als die mensen nu eens contact opnamen met die vent van Deurne die ‘goei connecties’ heeft in de gemeenteraad, dan zou hun probleem rap zijn opgelost!” lachte Bachir. En dat deed me denken aan hoeveel bizarre mensen we al zijn tegengekomen de voorbije maanden. Dat valt echt niet te onderschatten. Die vrouw een tijd geleden die ten allen koste wou vermijden gezien te worden is daar nog een goed voorbeeld van. In plaats van gewoon open te doen bleef ze achter haar gesloten voordeur staan en riep ze ‘vor waddist?’. Er was zelfs geen glas of luikje of kijkgaatje in de deur verwerkt waardoor ze mij kon zien, dus geschrokken van mijn jas was ze al zeker niet. Ik dacht wat voor weirdo heb ik hier nu weer aan de haak geslagen. Vond ze zichzelf zo lelijk da ze zich ni wou laten zien? Of was ze misschien bang da ik haar brutaal aan mijn speer zou rijgen van het moment dat de deur open ging? Daar moet ge echt geen schrik voor hebben ze madam.
“Het is om u even te zeggen dat…” begon ik ongemakkelijk tegen de voordeur te roepen in de hoop dat ze me goed kon verstaan, maar ik werd onderbroken.
“Wa zegde menier?” kwam nauwelijks hoorbaar van achter de deur.
Ik dacht ‘Fuck it (niet letterlijk te interpreteren hé madam!), ik ga hier ni als ne zot tegen een gesloten deur staan roepen.’ waarop ik gewoon een flyer in de bus stak. Dat had ik precies beter niet gedaan. Het mens begon hysterisch te krijsen alsof ze juist het gruwelijkst bedenkbare tafereel had aanschouwd.
“Waddis DA!? Waddis DA!?” tierde ze als een bezetene alsof ik juist iets uit de allerafschuwelijkste horrorfilm door haar brievenbus had geduwd.
‘DA’ is maar een gewoon stukske papier met letterkes op madam! Het is ni mijne piet die u via uw brievenbus probeert aan te randen! Ik ben dan maar gewoon verder gegaan voordat ze helemaal door het lint ging. Ge weet nooit of zo’n hysterisch mens het in hare kop krijgt om naar buiten te stormen met een scherp voorwerp in de hand om de aanrandapparatuur van haar ingebeelde aanrander letterlijk een kopje kleiner te maken. Ik kon me reeds levendig voorstellen dat ze zodadelijk al knippend met een schaar in haar hand, met twee waanzinnige ogen op mijn kruis gericht en hysterisch “Waddis DA! Waddis DA!” krijsend op mij kwam afstormen. Da’s een situatie die ge als vent liever ten allen tijde vermijdt. Ik wil de mensen gerust op de hoogte brengen van hun nieuwe mogelijkheid tot protest, maar ik wil achteraf ook nog wel pipi kunnen doen zonder behulp van plastieken buiskes.
Het dagboek is gebaseerd op waar gebeurde feiten. Verwijzingen naar en beschrijvingen van personen komen meestal overeen met de werkelijkheid, maar worden soms overdreven en in het belachelijke getrokken. Het is in geen geval de bedoeling bepaalde personen te beledigen, het is enkel en alleen de bedoeling entertainende literatuur aan te bieden.