‘Goeiedag, U spreekt met Jan De Bruyn van de beweging NEE. Wij bellen heel Antwerpen op om twee korte vraagjes te stellen. Bent u tevreden met de Antwerpse politiek?’
‘Uw eerste vraag had moeten zijn of u stoort, en u stoort!’ *KWAK!!* Aan de andere kant van de lijn werd de hoorn met volle macht tegen een muur gesmeten. Zo had het althans geklonken.
*TUUUUUUUUUUUT* Klonk het door mijn eigen hoorn. Nee, er was gewoon ingehaakt, al was het op een bijzonder enthousiaste wijze. Mijn rechteroor suisde er nog van. Ik keek op en zag mijn kompaan Daan links van mij gezeten aan de grote ronde tafel met zijn eigen demonen worstelen.
Daan: ‘Goeiedag, u spreekt met…’
Oude vrouw: ‘Goeiedag.’
Daan: ‘…ja, goeiedag mevrouw, u spreekt met Daan Leysen van de beweging N..’
Oude vrouw: ‘Aah goeiedag meneer.’
Daan: ‘…goeiedag mevrouw! U spr…’
Oude vrouw: ‘Goeiedag!’
Daan: ‘…euh…’
Arme jongen. Mensen waarvan de plaat blijft hangen zijn niet gemakkelijk te woord te staan. Ik kan het weten, ik spreek uit pijnlijke ervaring. Eergisteren had ik een ‘hallo’ variant aan de lijn. Na drie volle minuten lang elk van mijn zinnen met een identieke ‘hallo?’ beantwoord te zien zat er niets anders op dan verslagen afscheid te nemen van de tragisch demente stem aan de andere kant van de lijn en gewoon de hoorn in te haken. Wie van ons had gedacht dat telefoontjes plegen zoveel complicaties met zich mee zou brengen? 140.000 moeten we er doen… waar zijn we in hemelsnaam aan begonnen? Mijn blik dwaalde af van de meelijwekkend ploeterende Daan en richtte zich op mijn kompaan Dries aan de overkant van de tafel. Ik had hem een ogenblik voorheen de vraag ‘…zou u gebruik maken van een dergelijke NEE-stem?’ horen stellen aan zijn gesprekspartner. Maar nu zat hij al enkele seconden verstijft met de hoorn aan zijn oor gehouden verschrikt voor zich uit te staren. Van zijn telefoonhoorn hoorde ik een onduidelijke stroom woorden opborrelen waarin ik nog net de woorden ‘…maar ik denk dat er toch al genoeg AIDS campagnes zijn hé meneer?’ kon herkennen. Met verbijstering staarde hij mij aan terwijl hij geluidloos de woorden ‘WHAT THE FUCK?’ lipte. Daar moest ik hardop mee lachen. Mijn kompaan Bachir rechts van mij ook trouwens, maar die moest het met alle macht onderdrukken. De man waarmee hij aan het telefoneren was had zeker niet meegelachen. Ik drukte het volgende Hobokense telefoonnummer in en wachtte geduldig op antwoord. Onder het belsignaal keerde mijn blik zich terug naar mijn kompaan Daan.
Daan: ‘… ja mevrouw! Goeiedag! U spreekt m… !’
Oude vrouw: ‘Goeiedag meneer!’
Daan: ‘ G... G!!... Goeidedag mevrouw!!’
Arme, arme jongen.
Het belsignaal in mijn hoorn werd onderbroken.
‘Hallo, Hendrix.’
‘Goeiedag, U spreekt met Jan De Bruyn van de beweging NEE. Wij bellen heel Antwerpen op om twee korte vraagjes te stellen. Bent u…?’
‘Wacht, ik gon menne man hale!’ kraste de vrouwenstem bitsig. Na nog geen twee seconden kwam ze terug aan de telefoon.
‘Menne man is er ni!’ *KWAK!!* Aan de andere kant van de lijn werd er weer een hoorn gemassacreerd. Zo had het althans geklonken. Haar man was er niet en bijgevolg kon ik wat haar betreft mijn zak opblazen. Ik keek naar mijn kompaan Bachir rechts van me. Moedeloos ineengezakt hield hij de hoorn aan zijn oor, een dodelijk verveelde blik in zijn ogen. Uit zijn toestel raasde een tsunami gefrustreerde aanklachten en bijtende verwijten.
Ja mannen, hier gaan we nog lang mee bezig zijn.
Ondertussen hebben we heel Hoboken opgebeld. De resultaten ervan zullen binnenkort bekend worden gemaakt.