De koude blijft onverbiddelijk aanhouden. We hebben ondertussen al zoveel kleren aan dat de helft van onze kleerkast permanent leeg staat, en dat helpt. Overdrijven ze niet een beetje met al die kledij te dragen, vraagt u zich misschien af. Laat het duidelijk zijn dat het één ding is om eens een half uurtje of zelfs een volledig uur te wandelen in deze vrieskou, maar dat het een heel ander paar mouwen is om héél de dag, zeven uren lang onafgebroken ‘wandelingeskes’ te doen in die teringtemperatuur. De acht lagen kledij voor het bovenlichaam en vier lagen voor het onderlichaam zijn meer dan welkom in die situatie. We vreesden even dat er geen eind aan zou komen, maar we zijn er uiteindelijk toch in geslaagd om ons zodanig in te pakken dat we zo goed als geen kou meer lijden. ‘zo goed als geen’ valt weliswaar losjes te interpreteren; er zijn altijd enkele lichaamsdelen die we niet kunnen redden en onderhevig blijven aan de dagelijkse ijzige pijniging. De tenen zijn een bijvoorbeeld een van die ongelukkige slachtoffers. We krijgen nooit genoeg lagen sokken en kousen in onze schoenen gepropt om die dingen aangenaam warm te houden. Zelfs als ik mijn ander paar schoenen, vervaardigd uit extra dik materiaal en voorzien van stalen tippen, aantrek krijg ik na een aantal uur nog steeds last van ijspegeltenen. De enige manier om die kleine klootzakjes comfortabel te houden is veel en intensief stappen. Vandaar dat mijn kompaan Bachir de techniek heeft ontwikkeld van het snelwandelen tussen opeenvolgende deuren: aanbellen, zin zeggen, snelwandelen naar de volgende deur, aanbellen, zin zeggen, snelwandelen naar de volgende deur,…
Ik moet toegeven dat deze geniale vondst ons al ettelijke teentransplantaties bespaard heeft. Ik ben dan ook een en al lof over zijn vindingrijkheid hieromtrent. Een andere techniek die mijn kompaan echter nog niet helemaal onder de knie heeft is de kunst van het welgemanierd neussnuiten op openbare plaatsen.
“Hangt er geen snot in mijn haar?” flapte hij er plots uit toen we zij aan zij voorbij een supermarkt stapten. Gedurende een fractie van een seconde dwaalde mijn blik af naar zijn zwarte haardos, maar bijna ogenblikkelijk fixeerde ik mijn ogen met Spartaanse strakheid op zijn gezicht, een verontwaardigde staar die verried welke geschifte indruk hij op mij maakte.
“Wat?”
“Kijk eens of er geen snot in mijn haar hangt. Ik heb juist mijn neus gesnut, maar ik heb per ongeluk met mijn zakdoek wat van mijn haar meegepakt en in mijn neusgat geduwd! Hangt er een snottebel in mijn haar?”
“Kerel gij zijt echt ne goorlap!” Ik scande vluchtig zijn hoofdhaar af, licht bevreesd inderdaad een groene bengelende keutel te ontdekken. “Nee er hangt geen snot in uw haar. Wa bezielde u trouwens om uw haar in uw neusgat te duwen?”
“Ik zeg toch da het per ongeluk was! Mijn haar begint te lang te worden.”
“Dan moet ge naar de kapper gaan. Als die tenminste uw snotterige lokken nog durft aan te raken.”
“Het is te koud om mijn haar te laten knippen, mijn oren zouden dan ni meer tegen de wind beschermd zijn.”
“Boehoehoe! Gij moet eens leren wa meer nen echte vent te zijn manneke: tegoei snutten, de kou trotseren en uw broek optrekken zijn al goeie beginpunten. Ik denk trouwens dat er toch wa snot rechts hangt.” Ik fronste een grimas vol afgrijnzen naar mijn kompaan.
“Waar!?” riep hij ontsteld uit, zijn oogpupillen naar hun rechtse uithoeken forcerend voor visuele confirmatie van mijn bewering.
“Hehe, nee ik ben maar aan het zwanzen.”
“Achterlijke spast.”
“Maar geeft toe, het was wel een goeie zinspeling op de straat die we een tijd geleden zijn tegengekomen hé?”
“Hun?”
“De ‘Snotrechtsstraat ’ die we zijn tegengekomen in Hoboken, weet ge nog?”
“Ah ja, natuurlijk weet ik da nog.” zei mijn kompaan alsof ik juist de meest debiele vraag ooit had gesteld.
“Iemand daar heeft blijkbaar hetzelfde snutprobleem als u gehad. Misschien kunt ge eens samenkomen om daar met zijn tweeën een oplossing voor te vinden? Zo eens de neuzen samensteken en overleggen?” Ik kon de glimlach die zich op mijn mondhoeken manifesteerde niet bedwingen.
“Gij moet leren a bakkes houden.”
En daarmee hield ik ook eventjes mijn bakkes. Met deze zinloze discussie hadden we weeral een aantal monotone minuten kunnen vullen, en ik begon het ook al wat warmer te krijgen. Ge zou voor minder met elkaar een pakske lopen zeveren.
Het dagboek is gebaseerd op waar gebeurde feiten. Verwijzingen naar en beschrijvingen van personen komen meestal overeen met de werkelijkheid, maar worden soms overdreven en in het belachelijke getrokken. Het is in geen geval de bedoeling bepaalde personen te beledigen, het is enkel en alleen de bedoeling entertainende literatuur aan te bieden.